ALS HEEMLEN BLAUW EN HEUVLEN GROEN Als heemlen blauw en heuvlen groen en de aarde spruit uit pracht van boomen, dan voel ik met zijn wilden zoen den sterken zomer komen. Dan staat mijn liefste voor de heg, hoort blijden slag en tierelieren, en al wat wintersch gooit ze weg in lucht van eglantieren. Om scherpe torens waait de wind, vol hoog verlangen, wonder hopen. Schouw op, mijn heerlijk zomerkind: de groote zon bloeit open. 83 Meidoorn, Amsterdam-Tielt (L.J. Veen - J. Lannoo) 1925, 91 p.