DE GURE WINTER MILDERT. De gure winter mildert, de beken vloei'n, met zonnebloed geschilderd de rozen bloei'n. De duivekens roekoeken reeds omendom. Ik zie mijn bloeme zoeken: mijn tortel, kom. Ik zie mijn bloeme dwalen van oord tot oord. Hebt gij de nachtegalen nog niet gehoord? De wind zit in de aromen der weidefleur. Als ik te nacht zal komen doe op uw deur. Komt uit "DE BLOEM DER HEIDE" vers X, 59 Natuur, St.-Martens-Latem (De Praetere) z.j. (1903), 128 p. 33 Uit zonnige jeugd, Amsterdam z.j. (1916), 75 p. 155 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p. 41 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p. 47 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.