EENIGE DIE MIJ RADEN KUNT Eenige die mij raden kunt, die bij trots mij deemoed gunt, indien ik ijlend bruis, indien ik koortsig brand, spaar mij niet, maar snijd met vaste hand het wilde van mijn ziel. Al siddert heel mijn wezen in het vlammen van de pijn, spaar mij niet, ik moet genezen en door smart gelouterd zijn. 48 Nagelaten Gedichten, Amsterdam (G. Van Soest) 1937, 95 p.