IK IJL U TEGEN Ik ijl u tegen door nacht en regen. De winden slaan. Ik moet, móet tot het einde gaan. Ik ijl u tegen. De storm is zegen, mijn baan Gods baan: óngezien de sterren staan! 222 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.