WAARHENEN ZAL IK NU Waarhenen zal ik nu de lange lange winterdagen? Er blinkt geen bloesem op de hagen. Geen lied is in de lucht. De menschen jagen ruw naar valsch genot en duistre vreugden. Waar is de eenvoudigheid der deugden, de schoone tijd gevlucht? Zon houdt zich ver en schuw. De hemel hangt bedroefd om de aarde. Gelukkig wie de hoop bewaarde en weet waarom hij zucht. Bussum, November, 1919. Uit Rialiederen, Tweede Boek nr. 117, handschrift van René De Clercq.