WANNEER ZAL IK U WEDERZIEN, MIJN WELBEMINDE

Wanneer zal ik u wederzien, mijn welbeminde?
Ik weet het niet.
Ik weet alleen dat ik u wedervinde
veel schooner dan mijn schoonste lied.

Wanneer zal ik u wederzien, u hooren mogen,
mijn ้ene en all's?
Ach, siddren zal ik in de vreugd der oogen
en schreiend hangen om uw hals.



164 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.