WAT HELPT U, VRIJHEID.

Wat helpt u, Vrijheid, vogel in 't blauw,
Uw groeiende vlerk bij uw kleinenden klauw,
Als de wereld ontaardt in een roofgewest
Met de donkere raaf in het adelaarsnest?
Als keizer, als koning, als vorst en prins,
De grooten des aardschen grijpgezins,
Laag loeren, en houden hun krallen gescherpt
Op den afval der prooi dien het hemelsche werpt?
Wat helpt u, zanger, luid in de lucht,
Uw gillende, trillende leeuweriksvlucht?
Het giert en het valkt en het kraait en het uilt!
Geen hoek blijft geschoond waar de vrijheid schuilt.
Vlieg fladderend tegen de hemelen op,
Ge schendt op hun koper uw kuif en kop,
En honderden snavels slaan te gelijk
De pluimen en 't bloed uit uw purperen lijk.



59 Toortsen, Amsterdam (S.L.Van Looy) 1909, 92p.