WEES OM WAT SCHADUW NIET BEDROEFD

Wees om wat schaduw niet bedroefd,
mijn Leven.
Wie streven
naar schoonheid worden meest beproefd.

Valt, midden vreugd, een onverwacht
vermanen,
ach, tranen
zijn als een regen die verzacht.

Weent gij om liefde, zachte pijn
zal op mijn wang en handen
het branden
van uw wimpers zijn.



190 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.