WIJ ZIJN NOCH SCHIMMEN.

Wij zijn noch schimmen, noch menschenschuw!
Wij willen het leven, echt en ruw,
Een woeste vreugd, een wilde smart,
Hel brein in het hoofd, heet bloed in het hart!
Beweging, schokken, gewoel, geluid!
Wij gooien 't gewaad naar de winden uit!
En buldert het, giert het, nog luider de wensch
Naar een wijdere wereld, een machtiger mensch!
Ons feest: een triomftocht, razende storm,
Met wagens en beelden in reuzenvorm,
De vliegende vanen groot, heel groot,
Met zwarte banen en rood, veel rood!
Holtrommelen roffelen, de aarde dreunt,
Bazuinen schallen, de toren deunt,
En, grootsch op de galmen des juichgezangs,
Daar schomlen de klokken de wolken langs.



61 Toortsen, Amsterdam (S.L.Van Looy) 1909, 92p.