WIST IK NU EEN SCHOON NIEUW LIED

Wist ik nu een schoon nieuw lied,
ik zou het zingen.
Wist mijn hart dat gij het ziet,
het zoude springen.
Had ik de droomen in mijn macht,
gij zoudt mij hooren telken nacht.

Wijlt de zon om uwe stad
maar ้ene stonde?
Liefste, in hare plaats, vergat
ik heel mijn ronde.
En ik bleef den ganschen tijd
waar gij zijt.



57 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.